Vandaag ontving ik een mail van mijn zus. En hoewel ik er van tevoren rekening mee had gehouden, viel de vraag die ze me hierin stelde toch nog rauw op mijn dak.

Geld.

In Indonesische families is het de normaalste zaak van de wereld elkaar financieel te steunen. Er is geen sociaal vangnet, dus als familie steunt men elkaar. Ik vind dat mooi.

Maar waarom voel ik dan toch weerstand? Het voelt helemaal niet goed om geld naar Indonesië over te maken. Het bedrag dat mijn zus vraagt is bovendien ook niet mals. Al zou ik het willen, ik heb het op dit moment niet. De afgelopen maanden werden 100% gevuld met het schrijven van mijn boek. Een betaalde freelance-opdracht heb ik nauwelijks gehad.

Ik ben niet gierig, nooit geweest. En toch ga ik nee zeggen tegen mijn zus. Nee, ik investeer liever eerst in ons contact. In onze band als zussen. Hervonden familie. We kennen elkaar nauwelijks twee maanden en het aantal mails dat we hebben gewisseld is op één hand te tellen. Ik wil mijn zus en haar gezin eerst beter leren kennen.

Het is een naar gevoel. Ik voel me voor het blok gezet. Ook al heeft mijn zus het op de meest respectvolle manier denkbaar gevraagd. Ze dwong niet, smeekte niet. Het is puur de vraag zelf die me dwars zit. Ik heb Ana om advies gevraagd en weet nu dat nee zeggen ook prima is. Of een klein bedrag storten. Maar dat laatste doe ik niet. Het gaat me om het principe. Of ik geef. Of ik geef niet. En de keuze om niet te geven heb ik inmiddels helder op een rij in mijn hoofd.

Nu maar hopen dat mijn zus het ook zo helder ziet…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *